De Kleijne & Janssen
09-09-2021 | Inkomstenbelasting
Lees meer
Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is belastingheffing te beschouwen als regulering van eigendom. Iedere inbreuk door een staat op het ongestoorde genot van eigendom moet in overeenstemming zijn met het nationale recht en een legitiem doel in het algemeen belang nastreven. Een inbreuk is slechts toegestaan als er een redelijke mate van evenredigheid bestaat tussen de gebruikte middelen en het doel dat ermee wordt nagestreefd. Dit vereist een redelijke verhouding tussen het nagestreefde algemeen belang en de bescherming van individuele rechten. Een redelijke verhouding ontbreekt als een persoon wordt getroffen door een individuele en buitensporige last.
Waar het gaat om de beoordeling van wat in het algemeen belang is en de keuze van de middelen om dit belang te dienen, komt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe. Een keuze van de wetgever binnen die beoordelingsvrijheid kan voor een belastingplichtige alleen dan leiden tot een individuele en buitensporige last indien en voor zover deze last zich in zijn geval sterker laat voelen dan in het algemeen. Bij de beoordeling van de vraag of zich een individuele en buitensporige last voordoet bij de belastingheffing in box 3 moeten de gevolgen van deze heffing worden bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de betrokkene. Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen of en in hoeverre een belastingplichtige een zodanig laag inkomen heeft dat hij op zijn vermogen moet interen om de belasting te voldoen. In het algemeen kan worden aangenomen dat de wetgever met een belasting naar inkomen geen heffing beoogt waardoor de belastingplichtige op zijn vermogen moet interen om de verschuldigde belasting te kunnen voldoen. De omstandigheid dat een belastingplichtige door de heffing inteert op zijn vermogen kan een aanwijzing zijn dat hij door die heffing wordt geconfronteerd met een buitensporige last, aldus de Hoge Raad in meerdere arresten.
Volgens Hof Den Haag is bij een belastingplichtige met een belastbaar inkomen in box 1 in 2017 van ruim € 163.000 en een bedrag aan verschuldigde belasting van € 84.000 geen sprake van een individuele en buitensporige last. Weliswaar is de door de belastingplichtige verschuldigde box-3 heffing van € 7.230 hoger dan het werkelijke door hem behaalde rendement, maar zijn inkomen is niet zo laag dat hij heeft moeten interen op zijn vermogen om de box 3-heffing te voldoen.
Overige heffingen
Eindejaarsactualiteiten
Subsidies
Formeel recht
Om onze website optimaal te kunnen laten functioneren gebruiken wij technologie, waaronder cookies en apparaat gegevens. Wanneer u ons toestemming geeft voor deze technologie, kunnen wij bepaalde informatie en data ontvangen, waaronder uw gedrag op onze website en uw unieke IP-adres. Geeft u geen toestemming of trekt u de toestemming voor het bewaren van cookies in, dan kan dat invloed hebben op de optimale werking van deze website en bepaalde onderdelen.